Categorie: Columns

Columns van Ron Lodewijks

Terug naar Brabant met het coronavirus op de hielen

De leeuw van Kameroen is dood. Manu Dibango, 86 jaar oud. In Parijs bezweken aan het coronavirus. Droevig einde van een groot muzikant die met Soul Mokassa een wereldhit scoorde.

Jaren geleden heb ik Dibango aan het werk gezien op het jazzfestival van Kaapstad. Indrukwekkende gestalte, geweldige saxofonist die de barstensvolle congreshal met beukende Afrikaanse jazzfunk aan de kook brengt. Een onvergetelijk concert.

Dit jaar is het Kaapstad-jazzfestival voor het eerst in zijn geschiedenis afgeblazen. Het openbare leven in heel Zuid-Afrika ligt drie weken plat om catastrofale uitbreidingen van corona te voorkomen.

Het nieuws over Dibango horen wij in de auto, op weg naar het vliegveld van Kaapstad, in een poging nog net voor de lockdown naar Brabant terug te keren. Het is behoorlijk druk richting de Kaap. Opmerkelijk veel caravans op de weg. Mensen die naar huis terugkeren van hun vervroegde paasvakantie om drie weken ballingschap op de camping te vermijden.

Ook op de luchthaven is het opvallend druk. Van de hygiënische urgentie tegen de besmetting die de Zuid-Afrikaanse regering ons al een paar weken inwrijft, is in de vertrekhal niets te merken. Hier en daar lopen wat reizigers met twijfelachtige mondkapjes. Verder oogt het als altijd. Er zijn geen desinfecterende middelen voorhanden om reizigers te beschermen. Slechts op beeldschermen wordt de coronacrisis aangeduid. Het is armoe troef.

Wachtenden hopen zich in een lange rij op voor de balie van Lufthansa. Anderhalve meter afstand is hier geen optie. Voor ons grijpt een oosterbuur met blote vingers in een zak chips. Likt ze schoon en legt zijn handen weer op de trolley. Aangezien er nauwelijks beweging in de rij zit, wordt dit een veelvuldige herhaling van zetten. Geen wonder dat er zoveel Duitsers ziek zijn!

Reizigers uit allerlei windstreken moeten met deze avondvlucht naar Frankfurt mee. Dat ligt ingewikkeld, omdat Duitsland zijn grenzen voor buitenlanders heeft dichtgegooid.

Weliswaar gaan wij Nederlanders verder naar Amsterdam, maar de autoriteiten hier willen pertinent zeker weten dat wij de luchthaven van Frankfurt niet verlaten. ‘Anders kunt u niet mee, want u mag Duitsland niet in’, verduidelijkt de aardige baliemedewerkster nadat zij onze paspoorten grondig tegen het licht heeft gehouden.

Snel worden wij langs de douane geloodst om nog mee te kunnen met de tjokvolle Airbus, die al had moeten vertrekken. Honderden mensen zitten in dit toestel ruim elf uur op elkaars lip. Onzichtbare infectiebronnen waartegen in ieder geval de stewardessen zich deugdelijk hebben bewapend.

De aansluitende vlucht naar Amsterdam zit nog maar half vol. We verspreiden ons over het toestel. Schiphol is uitgestorven. De borden staan vol met geannuleerde vluchten. Van de weinige toestellen die nog opstijgen, is er zojuist één van KLM vertrokken naar Kaapstad. Benieuwd welke doorbijters en avonturiers daar nog aan boord zitten. Zij reizen van het ene doodse land naar het andere.

Onze afsluitende tocht naar Brabant voltrekt zich in lege treinen. Hier weinig kans op besmetting. Uitgestorven stations volgen elkaar op. Conducteurs zijn in geen velden of wegen te bekennen. Van hen wordt geenszins verwacht op zoek te gaan naar de enkele sterveling die zich nog zonder plaatsbewijs in de lege wagons zou wagen. Afstand houden tot reizigers om zelf niet te worden besmet is thans het parool bij de NS, zo begrijpen wij. Want in deze barre rijden moeten treinen blijven rijden, al zijn het er nog maar weinig.

Wandelend naar huis, wordt de onwerkelijke rust alleen doorbroken bij Action. Het parkeerterrein voor deze goedkoopwinkel staat vol als vanouds. Plukjes mensen verlaten bepakt het pand. Een bizarre gewaarwording.

Alles in hoogst besmet Brabant is erop gericht om contacten tussen mensen tot een minimum te beperken. Berichten van dienstverleners die het werk neerleggen vullen mijn mailbox. Tandartsen, fysiotherapeuten, noem ze maar op. Vrijwel iedereen zit en werkt thuis. Je wordt geacht alleen nog voor de eerste levensbehoeften (levensmiddelen en medicijnen) naar de winkel te gaan.

Er gelden samenscholingsverboden om mensen bij elkaar weg te houden en daarmee besmettingshaarden te isoleren. Restaurants zijn dicht, stranden ontvolkt. Dat de overheid onder deze uitzonderlijke omstandigheden niet bij machte zou zijn om ook een overbodige winkel als Action te sluiten, doet vreemd aan.

Eenmaal thuis ligt op mijn werktafel nog altijd die prachtige biografie uit 2006 over de Amerikaanse journalistieke legende I. F. ‘Izzy’ Stone, getiteld ‘All governments lie!’ Stone markeerde zichzelf met deze uitspraak als luis in de pels van het politieke establishment. Zijn wekelijkse nieuwsbrief was tot begin jaren zeventig van de vorige eeuw een wereldwijd begrip.

Hoe zou Izzy Stone hebben geoordeeld over het overheidshandelen tijdens de coronacrisis? Om de geest te scherpen duik ik komende thuisblijfweken maar eens in die biografie.

Het klimaat aan de Kaap: de dag dat het water niet op was

‘Laten we water besparen, niet alleen vandaag maar altijd’.

Deze verstandige oproep motiveert de toiletgebruiker in het winkelcentrum Waterfront aan de haven van Kaapstad tot spaarzaamheid. Het goede voorbeeld wordt ook aangereikt. Hier spoel je geen drinkwater door het toilet maar grijs of gerecycled water.

Het is een schaars overblijfsel van de waterbesparingsmanie die twee jaar eerder heerste. In de zomer van 2018 was de moederstad van Zuid-Afrika in de ban van Day Zero: de dag dat er geen water meer uit de kraan zou komen. Het peil in de 14 stuwmeren die Kaapstad van drinkwater moeten voorzien, was zo dramatisch laag dat het stadsbestuur de noodtoestand afkondigde.

De Kapenaars werden op een rantsoen van 50 liter kraanwater per dag gezet. Wie meer nodig had – 50 liter is zwaar afzien voor de gegoede burger met navenante waterbehoefte – moest zich begeven naar een centraal punt waar bronwater van de Tafelberg kan worden getapt. Dat bevindt zich in de welgestelde wijk Nieuwland, alom bekend van de legendarische rugby- en cricketstadions.

Aldaar heerste toen een permanente verkeerschaos omdat gemotoriseerde Kapenaars massaal oprukten naar de waterbron om hun jerrycans te vullen.

Zo’n beeld van rijen wachtenden bij een watertappunt zie je doorgaans louter in de townships en informele nederzettingen op de Kaapse vlakte, ver weg van de Tafelberg. Rijk en arm verkeerden in hun eerste levensbehoefte ineens op voet van gelijkheid.

Dat is inmiddels verleden tijd. Het doemscenario kwam niet uit. Dag Nul brak niet aan, omdat het waterverbruik daalde en het uiteindelijk in de Kaap weer regende. Eerst mondjesmaat, maar in de winter van 2019 als vanouds overvloedig, zodat de waterreservoirs zich na jaren weer vulden.

Daarmee vervlakte de urgentie van waterbesparing. In restaurants en café’s stromen de kranen en spoelen de toiletten weer als vanouds. En het voor Kaapstad o zo vitale maar ingezakte toerisme bloeide weer op sinds de watercrisis uit de internationale media is verdwenen. Het Corona-virus haalt daar nu een dikke streep door. Het toerisme ligt volledig op zijn gat. Dat spaart water.

De droogte blijft niettemin manifest. Tijdens de laatste hittegolf, met temperaturen van 30 tot 40 graden, was het zakkende waterpeil van de reservoirs in de Kaapse metropool weer in het nieuws. Het grootste waterreservoir, de Theewaterskloofdam is echter nog voor meer dan de helft gevuld. Vorig jaar om deze tijd was dat nog geen 40%. Met de winter in het vizier, maken de Kapenaars zich over een watertekort geen zorgen. Ze hebben wel wat anders aan hun hoofd.

Langs de westkust, drie uur noordelijk van Kaapstad, liggen de kaarten anders. Het waterpeil in de grote dam bij het gortdroge dorp Clanwilliam, een belangrijk reservoir voor de regionale citrusteelt, verdampte in fors tempo naar 25 procent. In de verschroeiende hitte regent het daar al maanden niet of nauwelijks.

Een groots project om de Clanwilliamdam fors op te hogen kwam enkele jaren wegens geldgebrek tot stilstand, maar is nog niet van de baan. Want de roep om water is groot om meer landbouwgrond te kunnen bevloeien en daarmee meer boeren bestaansrecht te geven.

Of het wel hard genoeg zal regenen om dat reusachtige reservoir straks vol te krijgen, is geen punt van discussie in de drang naar economische ontwikkeling. Meer zorgen baart de langdurige staat van verval waarin het ministerie van water verkeert. Terugkerende berichten over hardnekkige corruptie en wanbestuur op het departement, zijn ook voor het Clanwilliamproject geen goed teken.

In het zuidelijk deel van de provincie West-Kaap is de droogte half januari ook manifest. Aan weerszijden van de N2, de hoofdverkeersader tussen de havensteden Kaapstad en Port Elizabeth, kleurt het uitgemergelde landschap rood, zo ver het oog reikt.

‘Wink Dag Zero’?, kopt het Afrikaanstalige weekblad Forum. Dat verschijnt in de gemeente Hessequa, 280 kilometer ten oosten van Kaapstad. En met reden. Twee waterbekkens in deze gemeente raken onder de verschroeiende zon in hoog tempo leeg. Als dit zo zou doorgaan komt er in sommige dorpen volgens de krant over een maand geen druppel meer uit de kraan.

De autoriteiten kondigen dan ook verdere waterbesparingen aan: voor boeren die 40 procent minder rivierwater mogen aftappen, en ook voor burgers. En die waren al verscherpt naar een limiet van 150 liter per persoon per dag. Bovendien mag de tuin nog maar één keer per week twee uur lang worden besproeid. De auto moet je met een emmertje water wassen.

‘Toch lijkt het erop dat inwoners in onze streek zich niet storen aan de beperkingen’, constateert Forum. Het blad illustreert dit met een foto van de meest ergerniswekkende waterverspilling: een auto die nog steeds met de tuinslang wordt afgespoten.

Maar toen kwam er hulp van boven.

Een koufront zorgt een dag of drie voor motregens die lekker wegzakken in de gortdroge kleigrond. Later gevolgd door onstuimige buien, voortgestuwd door de aanzwellende zuidooster. Normaal gesproken een wind die in de Kaapprovincie borg staat voor stabiel zomerweer. Maar ditmaal niet. Een week lang regen is eveneens abnormaal voor de zomer. Het klimaat lijkt op hol geslagen. Het weer wordt meer en meer onvoorspelbaar.

Zware buien trekken de laatste weken over grote delen van Zuid-Afrika. De droogte verdwijnt naar de achtergrond. Dag Nul blijft ook in Hessequa buiten beeld. ’s Lands weerdienst blikt optimistisch vooruit: komende herfst en winter gaat het flink regenen.

Corona aan de Kaap: het ergste moet nog komen

Terwijl Coronapatiënten de Brabantse ziekenhuizen overspoelen, krijgt het virus ook Zuid-Afrika steeds meer in zijn greep.

Hier in de West-Kaap zijn de scholen dicht, is het rijke culturele leven in het hart van het festivalseizoen volledig tot stilstand gekomen, zijn alle sportcompetities stilgelegd, bijeenkomsten massaal afgelast, openbare gebouwen gesloten, winkels en restaurants uitgestorven. De president heeft Zuid-Afrika tot rampgebied verklaard. Tienduizend kilometer zuidwaarts komt Brabant ineens dichtbij.

Buitenlanders worden steeds hardhandiger geweerd en vakantiereizen naar het buitenland zijn opgedroogd. Corona kwam ook in Zuid-Afrika van buiten. Wie nu het land verlaat, krijgt het verdraaid lastig om er weer in te komen.

Cruiseschepen mogen niet meer onze havens in, bulderde de minister van transport deze week in de microfoons van de publieke omroep SABC. Een schip dat desondanks nog het ruime sop koos richting Mozambique moest op ministerieel bevel bij terugkeer in de haven van Durban worden tegengehouden.

De 2400 passagiers, hoofdzakelijk Zuid-Afrikanen, zouden in quarantaine worden geplaatst. Dat ging vervolgens toch niet door omdat het schip slechts op zee had rondgedobberd en niemand ziek werd. Mozambique beliefde deze gasten niet aan land. Veel onvrede en spanningen aan boord. Weggegooid geld, zo’n cruise. En bovendien schadelijk voor het milieu.

Het gaat in Zuid-Afrika inmiddels alleen nog over Corona. In niets te vergelijken met de pronte sigaar die ik in een ver verleden graag opstak. Al is die ook slecht voor je longen.

De aantallen besmettingen zijn hier aan de Kaap nog een fractie van die in Brabant. En het is vooral te hopen dat het virus door alle opgelegde beperkingen en voorzorgsmaatregelen kan worden ingedamd. Want als Corona de grote townships en informele nederzettingen op de Kaapse vlakte bij Kaapstad binnendringt, zal het leed niet te overzien zijn.

De vele zwakkeren in deze overbevolkte wijken, waar tbc en hiv welig tieren, worden dan ziek bij bosjes. De gezondheidszorg – in de West-Kaap bepaald niet slecht – kan zo’n toeloop allerminst verwerken. Veel levens gaan dan verloren. Italiaanse misère in veelvoud.

Nog maar drie weken geleden maakte Zuid-Afrika zich vooral druk over de repatriëring van ruim honderd landgenoten uit het Chinese Wuhan, waar het allemaal begon met Corona. De Chinezen die tegenwerkten, piloten die weigerden te vliegen, hotels die deze virusvrij geteste expats niet in quarantaine wilden nemen.

Inmiddels hebben de overgevlogen expats hun 21 dagen ‘opsluiting’ in een luxe vakantie-oord in noordelijk Zuid-Afrika al goeddeels achter de rug. Op kosten van de belastingbetaler, terwijl het virus daarbuiten oprukt. Ondoordachte geldverspilling.

‘Zijn we er werkelijk klaar voor?’, uit een bekende columnist van de Sunday Times op 1 maart zijn twijfels over geruststellende berichten uit het regeringskamp. Want er gaat heel veel mis bij de overheid in dit land.

Die zondag is het virus nog niet aangeland. ‘Dit is slechts een kwestie van tijd’, voorspelt de Cape Times, de krant van Kaapstad, twee dagen later. President Ramaphosa schudt dan nog breed lachend de ene na de andere hand.

En de media lopen zich warm voor twee monumentale evenementen in de metropool van Kaapstad: de eendaagse fietsronde over het schiereiland met 31.000 deelnemers uit binnen- en buitenland en het culturele festival ‘Woordfees’ in de puissant rijke universiteitsstad Stellenbosch waar het Afrikaans een volle week victorie kraait.

Dan worden de eerste drie Corona-gevallen gemeld. ‘De Zuid-Afrikanen hebben niets te vrezen. Er is geen rede voor paniek. We hebben alles onder controle. Nies of hoest in een zakdoek en was je handen’, spreekt de minister van gezondheid zondag 8 maart tot verontruste inwoners van Pietermaritzburg.

Een dag later, op 10 maart, breekt zwarte maandag aan: de olieprijzen en de aandelenbeurzen storten tegelijk in elkaar. De Coronapsychose treft de wereldeconomie en het al verzwakte Zuid-Afrika voelt dat het zwaar de klos zal zijn.

De president schudt meteen geen handen meer, maar demonstreert de ellebooggroet. En komt met scherpe maatregelen die het leven gaan beheersen. Het parlement staat als één man en vrouw achter hem, een unicum in dit land vol bittere tegenstellingen.

’s Morgens in alle vroegte hoor je op de radio verkeersberichten over de vele taxi’s en bussen die stuk voor stuk worden ontsmet om uitbraken onder forenzen te voorkomen. Wie werk heeft, gaat op pad. Anders volgt direct de vrije val naar armoede waar zoveel werkloze (zwarte) Zuid-Afrikanen in leven.

Mijn westerse gedachten gaan terug naar de Aziatische griep die ik als klein jongetje onder de leden kreeg en waar wereldwijd 1,1 miljoen mensen aan bezweken. En naar de oliecrisis van 1973 met haar autoloze zondagen. Fietsen en voetballen op de snelweg. Wat hebben we ervan genoten!

Onze Afrikaanse vrienden herinneren zich van die oliecrisis vooral dat ze er tergend lang over deden om per auto Kaapstad te bereiken. Met slechts enkele tankstations open en een snelheidslimiet van 80 kilometer, afgekondigd door de regering om brandstof te besparen.

Dezer dagen zien we hier aan de Kaap minder verkeer op wegen en in straten. Het openbare leven zakt in elkaar. Dat de benzine komende maanden behoorlijk goedkoper wordt, is een lichtpuntje in dit uitgestrekte land waar heel veel autokilometers over asfalt en veel grondpaden de samenleving aan de praat moeten houden.

Schrijnend is de grondige uitroeiing van het eens zo florerende treinenstelsel als betaalbaar vervoermiddel voor het volk. In de steden zijn de overgebleven treinen nu ook van het spoor verdwenen. En daarmee ook onbeheersbare infectiehaarden, een gelegenheidswinst.

Na twee weken Corona is de schade beperkt: meer dan 200 zieken, geen doden. Het ergste moet echter nog komen, rekenen deskundigen ons op de radio voor. Je hoopt vooral dat ze ongelijk krijgen en Afrika nu eens gespaard blijft.

Regelterreur treft ook natuurbescherming

De regelzucht die de gezondheidszorg en het onderwijs terroriseert, blijkt ook in de natuurbescherming meedogenloos te hebben toegeslagen.

‘Elk jaar komen er tientallen regels bij. Je kunt geen poot meer verzetten. Boeren en natuurbeschermers worden steeds meer aan banden gelegd. Het gaat niet meer om het doel maar om het goed naleven van de regels. Omdat we van subsidies afhankelijk zijn, moet je er wel in meegaan.’

Dit verzucht de bekende bioloog Henk Moller Pillot in het wintermagazine van Brabants Landschap.

De 83-jarige Tilburger is een legendarische figuur in de Brabantse natuurbeschermingswereld en wordt ook ver daarbuiten gerespecteerd als groot deskundige van de waternatuur.

Veertig jaar lang deed Moller Pillot zes keer per maand zijn ronde door het Tilburgse Leijpark en telde de vogels die hij daar tegenkwam. Hij verwerkte en analyseerde het verzamelde materiaal en beschreef zijn ervaringen in het lezenswaardige boek ‘De vogels van het Leijpark’ dat in 2015 verscheen.

Zijn inzet voor de stadsnatuur werd twee maanden geleden beloond met de Tilburg Trofee, tijdens de herdenking van 80 jaar Leijpark. Dit eerbetoon weerhoudt de laureaat echter niet van kritiek op de gemeentelijke regelzucht. ‘Tilburg heeft twee ecologen in dienst, vanwie er één alleen maar kijkt hoe de regels zijn. Wat moet je als gemeente doen om niet tegen de regels in te handelen? Dat is heel demotiverend voor natuurbeschermers’, spuit hij in het magazine zijn ergernis tegenover interviewer Thijs Caspers.

Het artikel handelt vooral over de ervaringen van Moller Pillot als lid van het eerste uur van een deskundigencommissie die Brabants Landschap sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw adviseert over het beheer van natuurgebieden.

Dat waren tijden waarin de bemoeienis van de overheid met deze tak van sport nog in openbaarheid viel te volgen. De natuurgronden die Brabants Landschap met overheidsgeld wilde kopen moesten tot in de jaren negentig door Provinciale Staten worden goedgekeurd. Ambtenaren verschenen ter vergadering om uitleg te geven.

Een en ander ontaarde soms in verhitte politieke discussies over de noodzaak van dergelijke aankopen die bij het toen nog machtige CDA en de VVD lang niet altijd goed vielen.

Onder bestuurlijke druk, gaven de Staten later hun beslissingsbevoegdheid over natuuraankopen uit handen aan Gedeputeerde Staten (GS), het dagelijks bestuur van de provincie. GS-besluiten hierover werden nog wel openbaar gemaakt, maar de politieke controle op natuuraankopen verwaterde.

Inmiddels laat de provincie de financiering en uitgifte van gronden voor natuurontwikkeling volledig over aan het Groen Ontwikkelfonds Brabant. Deze verzelfstandigde overheidsdienst heeft hiervoor nog een half miljard euro in kas en beschikt over een eigen bureaucratie om dat geld te spenderen en dus ook om te controleren of de verstrekte pecunia wel volgens de regels worden besteed.

Die regels liggen vast in het Natuurbeheerplan voor Brabant waarmee het provinciebestuur de natuurdoelen per kavel of gebied bepaalt. Zoals daar zijn: vochtig hooiland, kruiden- en faunarijk grasland, droge heide en vochtige heide. De provincie en het Groen Ontwikkelfonds tonen op hun sites een topografische kaart van het Brabantse natuurnetwerk waarop dit alles tot op detailniveau is te zien.

Natuurorganisaties als Brabants Landschap moeten de voorgeschreven natuurdoelen vastleggen in voorgeschreven beheerplannen, die van overheidswege worden gecontroleerd en beoordeeld. Elke grondaankoop die zij vervolgens willen doen wordt door een geheimzinnige commissie van deskundigen van het Groenfonds tot in detail beoordeeld.

Hier ontwikkelt zich – binnenskamers en oncontroleerbaar – de regelzucht waar Henk Moller Pillot zijn buik vol van heeft. En hij is bepaald niet de enige in de natuurbeschermingswereld.

Nieuwste bureaucratische topattractie is de zogeheten impactmeting. Uiteraard is hiervoor weer een commissie in het leven geroepen. Die bekijkt of de natuurorganisatie voldoende betekenis aan het beheer weet te geven. Voor de natuur en voor het publiek. Daar worden rapportcijfers voor gegeven. Bij te veel onvoldoendes, zwaait er ongetwijfeld wat.

Ergens in overheidsland wordt al deze regelzucht opgetuigd. Waar en door wie, valt met zeer grote moeite misschien nog te achterhalen. Maar op voorhand is al vast stellen dat dit bedenksels zijn van ongrijpbare bureaucraten die ver af staan van de werkelijkheid.

En de Brabantse natuur? Die heeft ondertussen vooral last van verdroging. Nóg een droge zomer en vooral op de hogere zandgronden gaan zware klappen vallen. Daar staat het grondwater nog steeds verontrustend laag, ook al omdat er permanent te veel water wordt onttrokken. De winterregens van nu vullen dat tekort niet aan.

Eén ding is zeker: de ecobureaucratie gaat dit probleem niet oplossen.

De uitzondering als regel betekent schijnveiligheid

De almachtige bureaucratie in dit land is uitermate bedreven in het opstellen van regels en nóg vindingrijker in het bedenken van uitzonderingen daarop.

Dat bleek mij weer eens tijdens een speurtocht door de jungle van normen en voorschriften die de mens in onze dichtbevolkte natie zouden moeten beschermen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.

We hebben het hier over Bevi en Revi. Speelse namen voor de wondere wereld van kansbenadering en risicocontouren.

De uitgangspunten zijn helder.

Er zijn kwetsbare objecten waar frequent veel (kwetsbare) mensen aanwezig zijn, zoals scholen en ziekenhuizen. Daar is bij ongevallen grote kans op slachtoffers en daar moeten gevaarlijke bedrijven uit voorzorg uit de buurt blijven.

Dan zijn er de beperkt kwetsbare objecten waar minder mensen minder vaak verblijven: van sporthallen en speeltuinen tot verspreide woningen. Dit is het speelveld van de uitzonderingen, waar het bevoegd gezag zoals dat heet ‘eigen afwegingen’ moet maken bij aanvragen voor milieuvergunningen.

Zelden komen er in Nederland nog nieuwe gevaarlijke bedrijven bij. Niemand wil ze in de buurt hebben. De enorme mestfabriek die in Oss op stapel staat, stuit behalve op hevige lokale tegenstand inmiddels ook op de stikstofcrisis.

De bulk van Bevi en Revi zijn bestaande bedrijven die met giftige en brandbare stoffen werken en willen uitbreiden. Zoals de megaslachterij in Boxtel waar Vion de productie heeft verdubbeld. Meer vlees moet daardoor worden gekoeld met meer vloeibaar ammoniak en dat vormt een groter risico voor de buren aan de overkant. Dat zijn mensen die binnen de directe gevarenzone van de slachterij werken en wonen. De uitbreiding van Vion kan dan alleen doorgaan als de gemeente dat volgens Bevi en Revi ‘voldoende motiveert’.

Hoe gaat zoiets? De brandweer beoordeelt de situatie. Enkele citaten van de bevindingen: in het bedrijfsverzamelgebouw bevindt zich een relatief klein aantal mensen dat beschikt over een grote zelfredzaamheid, het gebouw is voldoende luchtdicht en heeft voldoende vluchtwegen; ook het restaurant heeft een vluchtmogelijkheid; de woning biedt in voldoende mate bescherming, de bewoners zijn voldoende zelfredzaam en hebben een vluchtmogelijkheid via de tuin.

Kortom: de vergunning kan worden verleend. Vion is nog verplicht om de buren aan de overkant te informeren hoe zij worden gealarmeerd en hoe zij moeten handelen bij een ammoniaklekkage.

En dat is het dan. Controle en handhaving van de regels kunnen de veiligheid nog wat bevorderen. Maar dit is een ander hoofdstuk dat in het algemeen niet vrolijk stemt.

Wat betekent dit nu als zich bij Vion een ramp voltrekt? Weinig, durf ik te voorspellen. Je mag vooral hopen dat er dan weinig mensen in de buurt zijn, ook binnen de slachterij zelf. Dat er op dat moment geen volle passagierstrein of een goederentrein met gevaarlijke stoffen voorbij rijdt. Want de slachterij staat langs een van ’s lands drukste spoorlijnen. Hopelijk functioneert de alarmering en is de brandweer er op tijd bij. Dan blijft de schade misschien beperkt.

Dit voorbeeld illustreert dat Bevi en Levi in praktijk vooral een vehikel zijn om gevaarlijke bedrijven op basis van bureaucratische schijnveiligheid te kunnen laten doorgroeien. De regel dat dit uit voorzorg niet mag, wordt uitgehold door hiervan veelvuldig af te wijken. De uitzondering wordt daarmee regel en dat is niet goed.

De ultieme pionier

Twee weken voor zijn dood, heb ik Sietz Leeflang op 7 december 2017 nog in levende lijve gezien en gesproken. Hij lag in bed in de woonkamer, thuis in Breskens. Zijn krachten namen af. Sietz maakte zich geen illusies meer: spoedig zou het gedaan zijn.

Maar dat was geenszins de atmosfeer van het imposante gesprek dat volgde. Want met de weerbarstige wereld van de zinloze verspilling en fnuikende schaalvergroting was Sietz bepaald niet klaar. Daar had hij nog een stevige appel mee te schillen. Glashelder formulerend en haarscherp analyserend met een overdonderende reeks feiten uit zijn ijzersterke geheugen, nam hij de vele ongerechtigheden op deze aardbol uitgebreid en onvermoeibaar op de korrel.

Met zijn gehoor vastgepind op de stoelen aan het voeteneinde. Met één kat bovenop zijn kussen en de ander al even onverstoorbaar naast zich op bed. Een tafereel om nooit te vergeten.

Optimistisch waren zijn waarnemingen bepaald niet, maar zwartgallig evenmin. Want er blijft hoop. Eens komt de verandering ten goede. De wal zal het schip keren. Dit kan zo niet doorgaan. Hier sprak voor het laatst de milieupionier die gewend is tegen de stroom in te roeien, tegen de gevestigde krachten op te boksen, vanuit het ijzersterke geloof in de kracht van zijn gelijk.

Sietz stelde zijn leven en dat van zijn gezin in dienst van het ultieme pioniersbestaan waarin hij moedig en moeizaam een straatlengte voor de troepen uit liep. En zeker ook met succes. Hij reed al rond in een elektrische auto toen Elon Musk nog op school zat. Wie kent in Breskens en omgeving niet de met joekels van batterijen volgestouwde overjarige Peugeot 205 waarin Sietz ook als 80-plusser nog rondtufte, geruisloos en broeikasgasvrij? Wél met de vouwfiets achterin. Voor als de stroom op was.

Musk is een handige zakenman die nu met veel bombarie de wereld denkt te veroveren met de Tesla. Een dure elektrische auto met batterijen die weliswaar sterk zijn verbeterd, maar in hun vermogen worden begrensd door de harde natuurkundige wetten. Sietz legde dat twee weken geleden nog eens haarfijn uit. Batterijen zijn daarom niet in staat de overmaat aan energie op te slaan die windmolens en zonnepanelen produceren als het waait en de zon schijnt. Daar zijn andere technieken voor nodig.

De batterijrevolutie die Musk de wereld voorspiegelt is een luchtkasteel. Dergelijke bedriegerij past volgens Sietz in het lachwekkende rijtje van zogenaamde uitvindingen waar sloten subsidiegeld naar toe blijven gaan zonder resultaat te boeken.

Handige jongens met een neus voor geld verdienen. Dat is niet de wereld van Sietz Leeflang. “Ik verwijt mijzelf dat ik niet zakelijk genoeg ben geweest en niet wat commerciëler gedacht heb”, zei hij in een interview dat ik voorjaar 2013 met hem had, met het oog op zijn 80ste verjaardag. ,,In mijn naïviteit – sprak hij – heb ik mij met het helofytenfilter en de infraroodstraler de kaas van het brood laten eten door De Efteling en de Gasunie, die ik te goeder trouw had benaderd om zaken met ze te doen.” Het Brabantse attractiepark maakt nog steeds goede sier met het waterzuiverende plantenfilter en de gasindustrie gebruikt de keramische infraroodstraler in verwarmingsketels die daarmee een stuk zuiniger zijn. Vrijwel alle Nederlandse huizen worden nog steeds met deze hoogrendementsketels verwarmd.

Sietz verweet de twee bedrijven met zijn vindingen aan de haal te zijn gegaan, hem met lege handen achterlatend. Dat was des te schrijnender aangezien hij het geld niet had om certificaten voor zijn twee topvindingen te kunnen krijgen. Daardoor kon hij ze zelf niet gaan produceren. ,,Hadden wij een fractie van de maatschappelijke winst van onze vindingen kunnen incasseren, dan was De Twaalf Ambachten nooit in financiële problemen gekomen”, constateerde hij ietwat bitter.

Dat Sietz met zijn missie vaak een roepende in de woestijn was, beschouwde hij als een gegeven. ,,Milieuvraagstukken waren al niet populair toen ik nog als wetenschapsredacteur voor het Handelsblad schreef”, stelde hij vast in het kranteninterview van 2013.

Twee weken geleden spraken we ook nog over de stand van de journalistiek. Op het tafeltje naast zijn bed lag de Provinciaal Zeeuwse Courant. Die las hij hij nog steeds, al ergerde hij zich aan de oppervlakkige gezelligheid die degelijke journalistiek uit de regio steeds verder verdringt.

In 2008 nodigde ik Sietz uit voor een discussiemiddag in Den Bosch over de teloorgang van de regionale journalistiek. Hij kwam ervoor uit Breskens om solidariteit te tonen met de strijd die de Brabantse krantenredacties daartegen toen voerden. Het heeft helaas niet veel geholpen. Nota bene op 7 december werden nieuwe inkrimpingen aangekondigd op de redacties van alle regionale kranten in Zuid- en Oost-Nederland. Wat blijft er op deze manier over van het mooie vak dat Sietz bleef koesteren en zelf nog vaardig bedreef in nieuwsbrieven boordevol wetenswaardigheden?

Voor diepgang is er gelukkig nog De Groene Amsterdammer. Dat Sietz op 14 december pas na lezing van de laatste uitgave van zijn lijfblad het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde, is tekenend voor zijn wilskracht en gedrevenheid.

Anderhalve week geleden heb in een gesproken column nog gememoreerd hoe Sietz in 2010 het boek ‘Vierduizend jaar kringlooplandbouw’ van de Amerikaanse professor Franklin King na 100 jaar een tweede leven gaf.

Met zijn Nederlandse vertaling en bewerking maakte hij van dit belangwekkende werk een actueel tijdsdocument. Onze eigen uitwerpselen, die wij dagelijks met liters kostbaar drinkwater het riool in laten lopen, werden in China, Japan en Korea tientallen eeuwen lang ingezameld en afgevoerd in vaten, en uiteindelijk als compost weer uitgestrooid over de akkers. Deze kringlooplandbouw voorzag honderden miljoenen mensen van goed voedsel. De hygiëne stond daarbij hoog in het vaandel. Het water in de Chinese rivieren was veilig te drinken. De natuur werd niets tekort gedaan.

Sietz hoopte nog steeds op een revival van de reeds lang weggevaagde kringlooplandbouw. Zijn waterloze composttoilet, beter bekend als het Nonolet, zou daar een mooie bijdrage aan kunnen leveren. Mits het verder wordt doorontwikkeld voor de consumentenmarkt. Maar komt dat er nog van, nu ook de grote roerganger er niet meer bij is?

Met de onafwendbare dood in het vizier maakte Sietz zich grote zorgen over behoud van zijn nalatenschap. Gelukkig wil het Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC) in Den Bosch het Twaalf Ambachten-archief in zijn collectie opnemen. Daarmee blijft het levenswerk van Sietz tot in lengte van jaren bewaard én toegankelijk. Na het materiaal hier in Breskens te hebben bezien, kon archivaris Ton van Nooijen hem met dit verheugende nieuws geruststellen. Daarmee werd die mooie ontmoeting op 7 december ook van historische betekenis.

Op grond van allerhande documenten valt straks ook voor volgende generaties nog te doorgronden waarom Sietz Leeflang als een bevoorrecht mens van ons is heengegaan.

(uitgesproken tijdens de uitvaartdienst van Sietz Leeflang op 20 december 2017 in Breskens)

Kak met rozijnen

Mest is een zwaarmoedig verhaal voor bij de centrale verwarming en onder de kerstboom. Met de gigantische hoeveelheid uitwerpselen van het in oorsprong zo aardse varken is ook in Oss veel stront aan de knikker. De provinciale politiek wil Europa’s grootste mestfabriek bij u rectaal gaan injecteren. Dat is kak met rozijnen, oftewel humbug: een schijnvertoning.

En mocht het toch misgaan dan moet u het voorbeeld maar volgen van uw eigen arbeiders bij Unox. Zij hebben goed laten zien dat harde actie soms ook in het poldermodel nodig is om resultaat te bereiken.

Hoe u dat kunt?

Door een georkestreerde vleesstaking. Stop in ieder geval met het kopen van bulkvlees. Dat is een zinvolle actie tegen de oorzaak van alle ellende: de industrialisatie van de intensieve veehouderij. Maar lang niet voldoende, want de varkensbaronnen verdienen hun geld met de vleesexport en worden steeds groter – niet gehinderd en zelfs gehólpen door overheidsbeleid.

Zo verkoopt grootboer Bert Rijnen uit Oirschot al enige tijd energie uit mestvergisting als groene stroom. Dat willen veel meer boeren. ‘Wij hebben een oplossing voor het klimaatprobleem ’, roept de agrarische lobby, om geld te verdienen aan mest als duurzame energie, en zo de veehouderij in leven te houden. En al met enig succes, want Greenchoice levert ook bruine energie tegenwoordig als écht groene stroom . En deze zelfbenoemde kampioen duurzame energie werkt nu zelfs aan een netwerk van biogasinstallaties dat de landelijke stroomvoorziening mede op peil moet houden als de windmolens stilstaan en de zon niet schijnt. Onder het motto: alles beter dan kolen en gas. Ik vind het groenwassen van bruine energie een vorm van volksverlakkerij .

U merkte het al even , dames en heren, je kunt taalkundig veel met de grote boodschap. Zolang je het zielloze woord mest maar vermijdt. Mestquotum, mestboekhouding, mestinjecteur, mestspecie. Je wordt er schijtziek van. Het mesthuwelijk, daar worden zelfs boerenbruid en -bruidegom niet poepgeil van. En dan praat ik geen kak.

Bladerend in het woordenboek kwam ik deze week tot een speelse omschrijving van het mestoverschot: ‘hele grote kak in een klein potje’ . Eerlijker in ieder geval dan de steriele term waarmee het boerenfront ons jarenlang stront in de ogen heeft gestrooid. Daarin onvervroren gesteund door het Haagse agrarische motorblok van CDA en VVD, in de loop der tijd voorzien van een parlementaire meerderheid door LPF, PVV, SGP en helaas vaak ook de sympathieke ChristenUnie.

Versplinterd links heeft daar weinig tegenin kunnen brengen, vooral ook door gebrek aan belangstelling voor de veeteelt. Onze nationale politieke elite komt uit de Randstad, waar de veehouderij is verdrongen door beton en asfalt en de melk uit de fabriek komt. Ik ben benieuwd hoe de agrarisch onbevlekte minister van landbouw Carola Schouten van de ChristenUnie , het megavarkentje gaat wassen.

Lukt haar dit niet, dan zakt Nederland met de intensieve veehouderij steeds verder in de drek.

Ver weg zijn de tijden van de kringlooplandbouw, waarmee de Chinezen kans zagen om maar liefst 40 eeuwen achtereen honderden miljoenen mensen te voeden. Massa’s kleine boeren wisten van generatie op generatie hun akkers vruchtbaar te houden via wisselteelt en groenbemesting, maar vooral ook met menselijke pies en poep. Vee en dierenstront waren schaars.

Onze uitwerpselen, die wij dagelijks met liters kostbaar drinkwater het riool in laten lopen, werden destijds ingezameld en afgevoerd in vaten, en uiteindelijk als compost weer uitgestrooid over de akkers. De hygiëne stond daarbij hoog in het vaandel. Het water in de Chinese rivieren was veilig te drinken. De natuur werd niets tekort gedaan.

Begin 1900 zag de Amerikaanse professor bodemkunde Franklin King dit hoogontwikkelde systeem, dat toen al op zijn eind liep, tijdens een reis die hij door Oost-Azië maakte. Het prachtige boek dat deze King vervolgens schreef over 4000 jaar kringlooplandbouw, verdween in de vergetelheid. Maar kreeg gelukkig in 2010 een tweede leven.

Met zijn Nederlandse vertaling en bewerking maakte Sietz Leeflang van dit belangwekkende werk een actueel tijdsdocument. Voormalig wetenschapsjournalist Leeflang werd nationaal bekend als ecologisch pionier en uitvinder in Boxtel. Eerst met De Kleine Aarde en later met De Twaalf Ambachten. Ik noem zijn naam hier met eerbied, terwijl hij de dood diep in de ogen kijkt. Gelukkig zal Brabant hem niet vergeten.

Sietz Leeflang hoopt nog steeds op een revival van de kringlooplandbouw. Zijn water- en reukloze toilet zou daar een mooie bijdrage aan kunnen leveren. Het binnenwerk van dit zogeheten Nonolet is een emmer met een geperforeerde plastic zak waarin de stront na elke boodschap met papier wordt afgedekt. Als de poepzak na een maandje vol is gaat hij met het groenafval mee.

Deze bonkige uitvinding van Leeflang uit 2001 is een uitkomst voor boot of tuinhuisje, maar helaas nog niet doorontwikkeld voor een meer geciviliseerde omgeving. Dat is een mooi klusje voor onze Dutch-design specialisten in Eindhoven.

U zult zeggen, wat lul je nou over een onsmakelijke utopie, terwijl wij in Oss straks een half miljoen ton varkensstront over ons heen krijgen. Dat is waar. Maar het is toch vreemd dat wij allen hardnekkig veel water, energie en geld blijven verspillen aan het industrieel dumpen van onze eigen uitwerpselen. Terwijl wij ons tegelijkertijd met hand en tand verzetten tegen industriële bewerking van dierlijke mest die wél wordt hergebruikt.

Zo bezien is de boer duurzamer bezig dan de burger.

Juist daarom is het van groot belang om ons duchtig te bezinnen op het ongebreidelde consumentisme waarmee de aarde wordt opgebruikt. Want de tijd is toch wel voorbij dat wij alsmaar hoger kunnen blijven kakken dan ons eigen gat.

(Uitgesproken in politiek café Zout op 10-12-2017)

Een vlammend bestuurder

Mijn eerste herinneringen aan Hans Huijbers gaan terug naar de roerige tijden van het roemruchtige streekplan 1992, waar ik als provincieredacteur van Brabants Dagblad verslag van deed.

De Brabantse boeren komen massaal in opstand tegen de overheidsbescherming van natuur en landschap die hen de kop zou gaan kosten. Dit is in praktijk overigens reuze meegevallen. De echte klappen voor de veehouderij kwamen pas later.

De flamboyante melkveehouder uit Wintelre dirigeert een nimmer vertoonde armada aan tractoren naar het provinciehuis in Den Bosch.Wat volgt is een langdurige loopbaan als agrarisch bestuurder die hem de hoofdprijs in deze tak van sport brengt: voorzitter van de Brabantse boerenbond, niet meer zo machtig maar nog immer invloedrijk.

In deze prachtige hondenbaan krijgt Huijbers negen jaar lang onvoorstelbaar veel voor de kiezen. Want de gouden tijden van weleer zijn voorbij. De veesector krimpt, het aantal boeren neemt verder af, veel Brabantse gezinsbedrijven gaan kopje onder in de ratrace van massaproductie en kostenreductie.

Huijbers moet de bakens dringend gaan verzetten en dat doet hij op vele fronten met verve. De ZLTO-organisatie wordt verkleind en gemoderniseerd. Dat is hard nodig. Veel kapitaal van de boerenbond verdampte met de megaverliezen van Vion, dat eigendom is van ZLTO. De vleesverwerker kan ternauwernood van de ondergang worden gered. Hans Huijbers is hoogst verantwoordelijke, als ambsthalve voorzitter van de toezichthoudende commissarissen. Wijselijk doet hij nadien een stap terug bij Vion: zo’n zware bijbaan kun je er niet bij hebben.

Want Huijbers heeft zijn handen bij ZLTO al meer dan vol. Het maatschappelijk verzet tegen de intensieve veehouderij wakkert aan. Burgers in het buitengebied accepteren geen megastallen meer in hun achtertuin. Huijbers lanceert een charmeoffensief, hamerend op het belang van maatschappelijke cohesie: de boer moet het eens zien te worden met zijn buren. Hij krijgt steun van de provincie. Er komt een rondreizend team van deskundigen uit het maatschappelijk middenveld, dat lokale problemen tussen boeren en burgers moet oplossen. Resultaten zijn veelal vaag, maar het Brabantse poldermodel doet zijn werk.

Stagnatie volgt als Huijbers de oorlog verklaart aan het provinciebestuur. Woest is hij over de verplichting voor boeren om stallen versneld milieuvriendelijk te maken: een dolksteek in de rug van honderden familiebedrijven. Al zijn bevlogenheid en invloed gebruikt de boerenvoorman om dit beleid politiek te laten torpederen. Tevergeefs, want ZLTO kan niet meer rekenen op de VVD. Doorgaans drukken de liberalen met de makkers van het CDA te veel agrarisch ongerief de kop in. Maar nu willen zij vooral andere bedrijvigheid in Brabant beschermen tegen de milieubelastende veehouderij.

Een bittere pil voor Huijbers, die landelijk juist furore maakt met zijn initiatieven om boeren een andere, meer ‘volhoudbare’ kant op te krijgen. Hij krijgt daarmee een spectaculaire entree in de Duurzame Top 100 van dagblad Trouw. En wandelt mee in het kielzog van milieugoeroe Marjan Minnesma naar de VN-klimaattop in Parijs.

Met de Brabantse natuur- en milieubeweging botert het in die tijd bepaald niet. Diep gegriefd is en blijft Huijbers door het gebrek aan empathie bij de groene partners in de polder met zijn strijd tegen de provincie.

Pogingen om vóór de recente Statenverkiezingen weer een gezamenlijk manifest voor het Brabantse buitengebied aan de politiek te presenteren, dreigen keer op keer te stranden op agrarisch wantrouwen. Maar als ZLTO tijdens de eindeloze onderhandelingen erkenning verwerft voor het bestaansrecht van de intensieve veehouderij, werpt Huijbers zijn volle gewicht in de schaal om zijn bestuur achter het manifest te krijgen. Daarmee geeft hij zijn opvolger Wim Bens een goede start in Brabant. Zo gaat een wijs bestuurder te werk.

(ter gelegenheid van het afscheid van Hans Huijbers als voorzitter van ZLTO op 4 april 2019)

Pagina 3 van 3

Website gemaakt door Timmermans Media